Thursday, May 8, 2008

Interview: Ex-rembo Theo Wesselo

Een hele generatie groeide op met de poep-en-pies humor van zijn Rembo & Rembo. Theo Wesselo verklaart zichzelf, treurig kuddegedrag en de Nederlandse televisie. ‘Hilversum wordt door schijterds geregeerd.’

‘Het is zo’n dom idee dat mensen denken dat je, als je iets leuks doet, er de rest van je kloteleven mee moet doorgaan.’ Theo Wesselo hangt in zijn sportshirt wat losjes achterover in zijn stoel. De armen onder de tatoeages, zijn hals behangen met kettingen. Hij lurkt aan zijn flesje Duvel als een versleten zeebonk. Bijna tien jaar lang, van 1987 tot 1995, maakte hij samen met Maxim Hartman het komische sketchprogramma Rembo & Rembo voor de VPRO. Elke zondagochtend bestookten ze de jeugdige Villa Achterwerk-kijkers met de nodige dosis flauwe grappen.

Humor van de een-na-bovenste plank noemden ze het zelf, met een grapdichtheid van 98,9 procent. Het succes van de serie achtervolgt hem. Nog regelmatig wordt hij aangeklampt door fans. Soms is dat vervelend, maar hij heeft zich er bij neergelegd. ‘Het is hetzelfde als dat je elke dag een biertje drinkt. Daar leer je mee omgaan. Het is geen echte handicap, het is gewoon. Als er dingen zijn die je niet kunt veranderen, kun je ze beter aannemen en er mee omgaan. Als ik me eraan ga irriteren - en dat is wel gebeurd - maak ik de kwaliteit van mijn leven een stuk minder.’Misschien is het zijn vloek, zoals er volgens hem op iedereen een vloek rust die uit zijn geboortestad Ridderkerk komt. ‘Als je ziet wat er met al die gasten gebeurt. Het is als een soort kankergezwel dat zich over al die mensen uitspreidt.’ Waarop hij relativeert: ‘Maar op zich: niks mis mee. Dat houdt het een beetje levendig.’

Je doet alsof het verschrikkelijk is dat je daar vandaan komt.

‘Nee maar ja, je kunt er niets aan doen. Het blijkt zo te zijn dat er met al die gasten wat mis is. Eigenlijk op elke manier wel.’

En bij jou is het wel in de haak.

‘Nee, maar ik weet niet of die vloek mij al in de gaten heeft.’

Wat denk je?

‘Nou ja, sommige mensen vinden een vloek iets negatiefs. Ik vind het wel iets positiefs. Zolang je er niet aan onderdoor gaat.’


Schichtig

Toen hij binnendenderde in Rotown, waar we op deze bewolkte dinsdagmiddag hebben afgesproken, schrok ik een beetje van hem. Onrustig liep hij regelrecht naar de bar en kwam hij, na een rondje handenschudden, bij fotograaf Ronald Mersie en mij aan tafel zitten. Zijn ogen, met fijne gesprongen adertjes doortekend, schoten wat schichtig heen en weer. ‘Eeh, ik moet nog even, eeh’, waarna hij de trap opliep richting toiletten en bijna gelijk weer terug kwam. Was hij zenuwachtig? Gestrest? Misschien aan de drugs, schoot het door mijn hoofd. Het eerste deel van het gesprek liep voor geen meter. Hij ontweek de vragen, begon vanuit het niets over iets anders en staarde naar buiten. ‘Ik zie die mensen hier langslopen: alsof ze dood zijn.’

Nu zit hij aanmerkelijk relaxter voor me, maar nog steeds springt hij van de hak op de tak en kraait hij dingen uit waarvan ik niet weet of ik ze serieus moet nemen. Ik denk dat hij ze vaak zelf niet eens serieus neemt. ‘Johan Cruijf zei dat toch ooit: ‘Een gulden is rond, of een euro is rond. Tja, ik weet ook niet. Ik kan overal wat over zeggen. Maar je kunt ook strakker gaan vragen.’

Dat kan ik doen. Het probleem is echter dat ik niet zo goed weet wat ik van hem wil weten. Ik wilde hem spreken omdat ik steeds vaker mensen tegenkom die enthousiast herkennend beginnen te knikken als ik begin over zondagochtenden in pyjama met twee kale, in fleurige pakken gestoken kerels op de buis. Dan worden er gelijk sketches naverteld en favorieten uitgewisseld - ‘ken je die van de timmerman?’ Ik was benieuwd waar die mannen zijn gebleven die dat in mijn kindertijd verzonnen. En wat ze nu doen.

Ja, dat is een begin.

Als ik vraag naar zijn dagindeling vertelt hij dat hij net een huis gekraakt heeft. ‘Maar dat zijn niet de dingen die jij bedoelt. Er zijn mensen die ‘s ochtends opstaan, naar hun werk gaan en weer thuis komen. Waar ben je dan mee bezig? Bij mij staan er allemaal dingen naast elkaar. Als een sjovel schuif ik allerlei dingen voor me uit. Van alles. Gezeik met wijven bijvoorbeeld, altijd word je daar ziek van. Heb ik ook nog kinderen. Die zijn tof, maar ook vervelend.’ Hij haalt zijn schouders op en relativeert: ‘Maar kinderen moeten vervelend zijn, dat is juist leuk.’


Mietje

De meeste aandacht gaat naar zijn band: Hausmagger. Recht-toe-recht-aan Nederpop, simpele instrumentatie met zijn karakteristieke stem. Het heeft wel wat van Bob Fosko.

Zelf weet hij niet zo goed waar hij het mee moet vergelijken. ‘Je moet zelf maar kijken. Het is niet van dat Dijk-gezeik. Eerder Rammstein. Vooral als ik in het Duits zing. Dan merk je dat die zanger van Rammstein eigenlijk een mietje is.’

De omschrijvingen maken hem niet zoveel uit. Als het maar goede songs zijn. Deze zomer staan ze op De Parade. ‘Vorig jaar juni zijn we begonnen en ze boden ons direct een tent aan.’ Hij doet een beetje lacherig over het culturele netwerk. ‘Dat kringetje van de parade; het is geen kringspier, maar daar heeft het wel wat mee te maken.’ Belangrijker vindt hij het dat mensen naar ze komen kijken. ‘Het is een succesje als ze denken: “Ik hoef me niet te schamen dat ik daarnaar geluisterd heb.” Kun je nagaan dat je je niet hoeft te schamen als je het gemaakt hebt.’


Het is duidelijk dat hij er zin in heeft, maar bang is voor de op de loer liggende sleur. Ze trekken alle vier de steden langs, maar hij huivert bij het idee dat ze elke dag de bühne op moeten. Hij is allergisch voor regelmaat. Maar treedt die zelfs op bij een reizende kermis als De Parade? ‘Nieuwe mensen zijn na een dag al weer hetzelfde. Dat is niet erg, maar het is wel erg als je veroordeeld bent tot elkaar.’ Als ik hem vraag of hij geen comfort of vertrouwen ervaart in de omgeving van bekende mensen, reageert hij cynisch. ‘Meestal is het andersom. Dat mensen naar jou toe komen voor comfort of vertrouwen.’

Zou je jezelf als rusteloos omschrijven?

‘Misschien is dat wel een goede omschrijving ja. Maar ja, bij rusteloos denk je aan iemand die geen rust heeft.’

Word je rustiger naarmate je ouder wordt?

‘Dat weet ik eigenlijk niet, dat gaat geleidelijk. Ik denk het niet, het is hetzelfde gebleven. Als ik het niet leuk vind ga ik weg. Dat is wel lullig, maar het maakt me wel tot wie ik ben. Maar dat doet iedereen toch?’

Er zijn ook mensen die zich vast laten roesten.

‘Ja, maar dat heeft alleen te maken met beleefdheid.’

Ben jij dan onbeleefd?

‘Nee, maar wel eerlijk. Het wordt alleen vaak niet begrepen.’

Mensen houden niet van eerlijkheid.

‘Ik denk van wel, maar niet op dat moment.’

Natuurlijk is het soms onvermijdelijk om bepaalde omgangsvormen en netwerkmethoden te adopteren. ‘Daar heb je managers voor. Die moeten dat gaan regelen. Als je wilt dat mensen luisteren of kijken naar dingen die je doet, moet je je neerleggen bij dat systeem. Dat kan ik jammer vinden, maar het hoort erbij. Als je iets jammer vindt, ga je thuis op de bank zitten en iets jammer zitten vinden. Daar heb je niets aan.’

Ik refereer aan een sketch van Rembo & Rembo, waarin personage Harry Turtle aangeeft dat hij het jammer vindt dat hij niets kan zien als hij zijn ogen dichtheeft. En daarom ogen op zijn oogleden getekend heeft.

‘Ja, die was goed gelukt ja. En iedereen kan dat. Heel eng kan dat zijn, bijvoorbeeld als je de deur open doet. Het grappige is dat je het effect dan zelf niet ziet. Maar dat maakt niet uit. De camera is zo’n prachtige uitvinding.’ Hij neemt een geleerd toontje aan. ‘Die laat ons dingen zien, die zelfs de spiegel ons niet laat zien.’


La met sketches

Het was een mooie tijd, benadrukt hij. Maar op een gegeven moment was het genoeg. ‘Volgens mij hebben we het twintig jaar gedaan. Dat is net zo lang als je hebt geslapen, als je zestig bent. Op een gegeven moment komt het je strot uit. Een grap is niet leuk meer als twee mensen me over elk wissewasje vragen: “Is dit leuk?” Dan weet ik ook niet meer of het leuk is.’

Hij spreekt Maxim Hartman nog af en toe. Laatst nog, in een Amsterdams café, hadden ze het erover hoe vaak ze herinnerd worden aan de samenwerking. En heel voorzichtig borrelde het idee op om de koppen weer eens bij elkaar te steken. ‘Ik heb thuis een la met sketches, want ik schrijf vaak dingen op. Dat zou nu gewoon een gouden serie worden. Voorwaarde is dat we onder de zelfde omstandigheden kunnen werken als toen. We mochten alles maken. Maar die gasten die jou een vrijbrief geven bestaan eigenlijk niet meer in Hilversum. Ze zitten daar alleen maar naar elkaar te kijken. Het zijn allemaal schijterds. Hilversum wordt door schijterds geregeerd.’

Hij kijkt zelf nauwelijks televisie, heeft momenteel niet eens een toestel thuis. Vindt hij het tijdverspilling? ‘Als ik kijk vind ik het sowieso niet zonde van mijn tijd, want dan zie je wat er aan de hand is. Maar ik kijk meestal Discovery.’ Hij ergert zich aan de cultuur waarin mensen elke avond naar dezelfde hoofden zitten te kijken. ‘Ik begrijp niet dat iedereen daar niet helemaal gek van wordt. Als ik naar een programma zit te kijken, zie ik dezelfde persoon even later in een ander programma zitten, op een ander net. Die ene gozer heeft dan een gastrol in een ander programma, waar hij niet degene die geneukt wordt, maar degene die aan het neuken is. Maar je kunt je er beter bij neerleggen, bij dingen die je niet kunt veranderen.’

Dat is natuurlijk de vraag. Jij bent televisiemaker, dus jij kunt er iets aan doen.

‘Dat is niet waar. Het is toch ook niet zo dat Philip Freriks iets aan de wereld kan veranderen omdat hij een nieuwslezer is? Ik ben programmamaker, maar ik kan niets veranderen aan hoe het daar in elkaar zit. Het is een heel ouderwetse structuur. Mensen houden elkaar de hand boven het hoofd en ze bewaken hun eigen plekje. Eigenlijk is het een grote stoelendans. De stoelen zijn bijna op, dan gaat iedereen steeds langzamer lopen en elkaar een beetje in de gaten houden.’

Maar dat zou je dus niet hebben als je op internet dingen zou gaan doen.

‘Als je iets maakt, moet je publiek hebben. Dat is een voorwaarde. Het heeft geen zin om je eigen site te maken als daar maar dertig mensen komen kijken.’

Maxim Hartman heeft een humorpromotiesite, maar daar komen dan maar drie man en een halve paardenkop kijken?

‘Ikzelf kom er niet eens, dus ik weet het niet. Ik kan me voorstellen dat er sites zijn die tientallen duizenden mensen trekken, maar er zijn gewoon bepaalde platforms die bij uitstek geschikt zijn om je kunstje te laten zien. Anders is het gewoon een beetje zonde van de moeite.’


Taakstraf

Begint iedereen een eigen weblog, heeft hij er doodleuk geen zin in. Hij is geen kuddedier, meer een eigenwijze puber. Wat anderen hem voorschotelen wuift hij weg en autoriteit kan hij maar moeilijk verdragen. ‘Ik moest laatst een taakstraf doen van zestig uur. Toen ben ik bijna ontslagen, zoals ze dat noemen.’ Hij lacht zijn flauwe Rembolach. ‘Een vaste baas is een beetje moeilijk als je er niet helemaal achter staat. Het is wat je wilt: of je begint voor jezelf, of je laat je leiden.’

En dat laatste is niets voor hem. De aanpassingsproblemen lopen als een rode draad door zijn leven en speelden hem op de Rotterdamse kunstacademie al parten, waar hij na vijf jaar geen examen mocht doen. ‘Ik ben daar met oorlog weggegaan.’

Een ander terugkerend thema is zijn korte spanningsboog. Kort en krachtig moet het zijn, net als de Rembofilmpjes. En als iets hem tegenstaat, vlucht hij. Zoals hij Nederland misschien ook ooit de rug toe keert. Al vindt hij het lastig om zich daar iets bij voor te stellen. ‘Mijn fantasie is groot en levendig. Maar dat is misschien juist vervelend. Soms denk ik na over een mooie landboerderij.’

Ga je je in de middle of nowhere niet helemaal de pleuris vervelen?

‘Ja, maar misschien ook niet. Ik kan me er geen voorstelling bij maken.’

De noodzaak is niet groot genoeg?

‘Ik weet het niet, nu heb ik genoeg te doen. Maar soms voel ik de noodzaak wel. Dat komt vooral door de mentaliteit die ik tegenkom.’

Maar is dat Nederland of de tijdsgeest?

‘Ik denk dat in Amerika veel meer mogelijk is. Maar ik neem het niemand kwalijk, Nederland is gewoon klein.’

Rotterdam ook.

(Hij trekt een wijsneuzerig gezicht) ‘Rotterdam is zelfs nog veel kleiner dan Nederland. We hadden laatst een optreden en toen kwam de oude manager van Herman Brood kijken. Die zei: “Jullie plek is Duitsland.”’


Zonder glas

Terwijl de fotograaf zijn toestel uitpakt en de eerste kiekjes schiet, komt de serveerster een nieuwe ronde bier brengen. Wesselo kijkt verrast op. ‘Door jou wil ik wel bediend worden’

Het meisje zet het flesje op tafel en vraagt of hij een glas wil.

‘Nee, never. Weet jij wat mijn record is van deze dingen.’ Hij houdt zijn Duveltje omhoog. ‘In de zon, zonder glas. Nou?’

Het meisje weet het niet.

‘Achttien’, stelt hij trots, om vervolgens te vertellen over een vrouw die hem die middag maar bleef vragen om geslagen te worden. ‘Die was na drie biertjes al een beetje dronken. Ik zei: “doe normaal joh.” Maar na achttien biertjes heb ik haar een beschaafd tikje verkocht. Wat Duvel wel niet doet hè, met mensen.’

Het zijn dit soort uitspraken die me doen denken aan de Amerikaanse journalist Hunter S. Thompson. Net als de schrijver van Fear and Loathing in Las Vegas lijkt de man tegenover me continu op het randje te leven. Balancerend tussen goed en slecht, legaal en illegaal, ziek en gezond, hilarisch en gestoord.

Als je gek werd kon je daar maar beter voor betaald krijgen, vond Thompson, anders werd je opgesloten. Het lijkt Wesselo op het lijf geschreven. Ooit was hij zelfs journalist, grapt hij. ‘Als Tampie, dat vond ik wel leuk.’

In deze op zich zelf staande serie - een spin off van de ‘Mag dat?’ sketches uit Rembo & Rembo - interviewde hij, in een jurk en met twee blonde vlechten, bekende en minder bekende Nederlanders. Gewapend met een lollie als microfoon stelde hij de meest stomme vragen. Nog steeds een groot succes, benadrukt Wesselo. ‘Die heeft ook weer een aparte clan om zich heen verzameld. Kijk maar hoeveel Tampies er met carnaval voorbij komen.’


Vermoeide berusting

Ondanks zijn kritiek op de mentaliteit in Nederland lijkt hij zich geen moment te beseffen dat het ook anders kan. Elke zin die hij uitspreekt ademt een soort fatalisme, een vermoeide berusting. Maar hoewel hij het soms anders doet voorkomen, wantrouwt hij de wereld niet. ‘Volgens mij heb je pas wantrouwen als de wereld zich anders voordoet dan hij in werkelijkheid is.’

Dat doet hij toch continu?

‘Nee, hij is gewoon zoals hij is. Wantrouwen is een soort paranoïde instelling.’

En die heb jij niet?

‘Nee, je ziet toch wat er aan de hand is? Met wantrouwen schaad je jezelf. Dan denk je dat er iets achter zit, dat de wereld schijn is. Maar volgens mij zit er niets achter.’

Hij noemt zichzelf apolitiek, heeft nog nooit gestemd. ‘Ten eerste omdat ik altijd het stemblaadje kwijtraak, ten tweede omdat ik niet weet welke dag het is en ten derde omdat ik vind dat je niet moet stemmen op één iemand. De ene dag stem je erop en de andere dag is het een asshole.’

Dat zou je wantrouwen kunnen noemen.

‘Het is geen wantrouwen, het is meer een niet vertrouwen.’

Wantrouwen dus.

‘Ow ja. (grinnikt) Nee, het is zelfs een negering. De kunstenaar Max Beckman sprak ooit over de geestelijke mens en de politieke mens. Die laatste is alleen bezig met organiseren en het willen dat alles in een bepaalde richting gaat. De geestelijke mens houdt zich bezig met wat er in hemzelf gebeurt. Zoals de kunstenaar: iemand die schoonheid om wil zetten in beeld. Politiek interesseert mij geen reet. Ik weet ook wel dat het een teringzooitje zou worden zonder politiek, maar ik heb het nog nooit meegemaakt.’


Massahysterie

De buitenwereld doet hem weinig. Ook op zijn eigen vakgebied: maar weinig humoristisch bedoelde programma’s weten zijn aandacht te trekken. De Lama’s bijvoorbeeld, op dit moment een van de best scorende programma’s op de Nederlandse televisie, vindt hij niets. ‘Het is een soort massahysterie. Ik maak altijd onderscheid in geconcentreerde humor - uitgedachte, gefilmde humor die is gesublimeerd tot een goede grap - en losse shit. De Lama’s is hele ruwe, vaak hele slechte, slappe humor, waarvan mensen denken: “Waarschijnlijk is er wel iets in deze zin waarom ik zou kunnen lachen.” En dan doen ze het ook.’ Hij lacht een zenuwachtig hyenalachje. ‘Ik heb een keer een filmpje gedaan met Jeroen van Koningsbrugge (één van de lama’s, red.). Tijdens het wachten in de camper heb ik toen ontzettend gelachen met die gozer. We kwamen heel dicht bij elkaar qua humor. Hetzelfde wat ik tijdens het verzinnen van de sketches met Maxim had, had ik met hem. Maar jammer genoeg zie ik dat niet zo terug in de dingen die hij doet.’

Verder vindt hij Hans Teeuwen wel ‘een goede peer’. ‘En Theo Maassen is ook wel leuk. Maar soms zie ik weer dingen waar hij zich druk om maakt en ik niet. Dat geeft er dan weer een soort smet op. Maar dat is allemaal onbelangrijk.’

Wat vind je dan wel belangrijk?

‘Dat ik nu weer moet zeiken bijvoorbeeld. Als ik dat niet doe heb ik een natte broek.’

Maar je relativeert heel veel.

‘Wat belangrijk is, zijn je kinderen. Dat die een goed gevoel en een goede basis hebben. Voor de rest is er eigenlijk niets belangrijk.’

Ooit had je geen kinderen.

‘Dan is er dus ook niets belangrijk. De verantwoordelijkheid voor kinderen is groot en die moet je ook weten te relativeren. Maar als er iets van belang is, zou het daar wel mee te maken hebben. Op de tweede plaats komt het respect voor andere mensen. Kinderen zijn zo te vormen, dat is gevaarlijk. Zelf houden ze er aan de andere kant helemaal geen rekening mee. Ik kwam die gasten van mij na een poosje weer tegen en vertelde ze dat ik ze lang niet had opgezocht omdat ik een beetje een moeilijke periode had gehad. Het enige dat ze zeiden was: doe nog eens zo… (hij rolt zijn rechtermouw op en spant zijn spierbal, die een half bloot meisje siert). Dan wilden ze met hun vinger aan haar billen zitten. Alleen dat is dan belangrijk. Te gek toch: je denkt dat je wat uit moet leggen, terwijl zij daar helemaal niet bezig zijn.’

En dan moet hij echt naar het toilet. Als hij terugkomt, met een telefoon aan zijn oor, gaat hij niet meer zitten. Hij moet nog naar de Piekfijn, geheugen halen voor zijn computer. Hoewel hij van tevoren expliciet vroeg of hij het interview voor publicatie nog mocht lezen, lijkt hij er nu wel vertrouwen in te hebben. Alleen de vraag of hij de geluidsopnames op mp3 kan krijgen. ‘Vind ik leuk. Als ik dan dronken thuiskom, ga ik lekker naar mezelf zitten luisteren.’

Hij trekt zijn blauwe Adidas-windjack aan, geeft me een hand en zwiert de straat op.

Als de fotograaf en ik na het afrekenen ook buiten staan, zien we hem in de verte met grote stappen over de Oude Binnenweg tijgeren. Zijn jasje fladdert vrolijk om hem heen.

Even denk ik nog aan Hunter S. Thompson, die zijn alter ego Doctor Gonzo uitwuifde met de woorden: ‘There he goes, one of gods own prototypes, a high powered mutant of some kind never even considered for mass production. Too weird to live and too rare to die.

Dan slaan ook wij onze jassen dicht en gaan elk onze eigen weg.

Theo Wesselo (1963) is acteur, programmamaker, beeldend kunstenaar en muzikant. Hij groeide op in Ridderkerk en studeerde samen met Maxim Hartman aan de Rotterdamse Willem de Kooning Academie. Voor de VPRO maakte hij programa’s als Rembo & Rembo, Tampie en werkte hij mee aan de absurdistische animatieserie Purno de Purno. In 2001 speelde hij in de Nederlandse film Random Runner. Zijn band Hausmagger staat vanaf 12 juni op De Parade.


2 comments:

Jeroen Houben said...

Rembo & Rembo (Maxim Hartman en Theo Wesselo) zijn 12 Februari 2009 te gast op de Heldenavond in Rotterdam. In theater Lantaren-Venster blikt het TV-duo terug op die gouden jaren, en geeft 'HET LAATSTE REMBO & REMBO-INTERVIEW' !! Met bovendien de primeur van een nooit eerder vertoonde sketch.

Check www.heldenavond.nl voor details

Renesmurf said...

Rembo en Rembo op tv, even googlen en ik ben hier.
Eens een Rembo, altijd een Rembo.

Theo en Maxim zijn een gouden duo, en daar is vast wel een plek voor.