Thursday, October 1, 2009

Portret: journalist Hunter S. Thompson (1937-2005)


Objectieve journalistiek is onzin, vond de Amerikaanse journalist Hunter S. Thompson. In de jaren zestig en zeventig maakte hij furore met felle, persoonlijke reportages waarin hij het grote gebaar niet schuwde. ‘Dus hij zei dat Nixon en zijn mensen een stelletje nazi’s waren. Nou en? Dat was toch ook zo?’

Extravagante levensstijl

De grootste sterren worden ingehaald door hun eigen roem. Ze komen in de schijnwerpers terecht met een reden, omdat ze iets goed kunnen. Maar op een gegeven moment brandt het licht zo fel dat ze van gekkigheid niet meer weten wat ze doen moeten. Vaak resten dan enkel nog de extravagante levensstijl en schandalige escapades. Bij Michael Jackson ging het de laatste jaren van zijn leven zelden meer over de muziek en zijn weergaloze shows, maar altijd over misbruikzaken, pretparken en geldproblemen. Van Lindsey Lohan weet misschien nog een handvol mensen dat ze ooit acteerde, maar de halve wereld is op de hoogte van haar drankverslaving.
Hunter S. Thompson (1937-2005) viel in de jaren zestig op met een keiharde, subjectieve vorm van journalistiek waarin hij technieken uit de reportage en de roman naar believen door elkaar gebruikte. Hij werd een cultheld, een verheven rebel. Maar naarmate zijn boeken beter verkochten en hij vaker in tv-programma’s te gast was, werd hij vooral beroemd door zijn drank- en drugsgebruik, zijn opvallende verschijning en het feit dat hij nooit te beroerd was om de zittende president de huid vol te schelden. Rock and roll. Niet voor niets is zijn meest bekende boek Fear and Loathing in Las Vegas (1972), een in drugs gedrenkte zoektocht naar de sporen van de American Dream. Voor de buitenwereld werd Thompson zijn alter ego Raoul Duke. Een brabbelende speedfreak - getooid in kort sportbroekje, Hawaïshirt, zonnebril en strandhoedje - die altijd een rinkelend glas bourbon in zijn hand had en een gevulde sigarettenhouder in de mondhoek. Er kwam een strip, de bekende film en langzaam verdwenen journalistiek en boeken naar de achtergrond. En dat is zonde, want rond 1970 was hij een van de meest invloedrijke schrijvende journalisten van Amerika.

Enorme kloof
Het begon allemaal met de Hells Angels. We spreken 1966. Thompson was via omzwervingen in Zuid- en Midden-Amerika en opdrachten voor de New York Herald Tribune, de National Observer en The Nation terecht gekomen in Californië. Hij was één van de vele schrijvers die in de loop van het decennium constateerde dat er een enorme kloof bestond tussen maatschappij en media, tussen de wereld op straat en de manier waarop die werd afgebeeld in kranten en tijdschriften. Natuurlijk, de bladen deden braaf hun werk zoals ze dat altijd gedaan hadden. Maar het oude kunstje bleek niet langer te werken in een tijd waarin sociale en culturele veranderingen elkaar in hoog tempo opvolgden.
Temidden van LSD en psychedelische muziek had de klassieke reportage afgedaan. Terwijl het land op zijn kop stond werden hele subculturen stelselmatig genegeerd. Want hoe beschrijf je de waanzin en afschuw bij een door president Nixon neergeslagen studentendemonstraties? Hoe leg je uit hoe het voelt om wasted on acid in een orgie terecht te komen? De enige manier om de roaring sixties te verslaan, meende hij net als ‘nieuwe journalisten’ als Joan Didion, Norman Mailer en Tom Wolfe, was door er niet van een afstandje naar te kijken, maar van binnenuit verslag te doen.
Waarom Thompson precies bij de Hells Angels terecht kwam is onbekend. Feit is dat hij een jaar lang intensief met de leden van de omstreden motorbende optrok. Het leidde tot Hells Angels: A strange and terrible Saga (1966), een grondig portret van een buitengesloten subcultuur, een sociologische studie naar de outlaw. Hij liet zien hoe een zooitje ongeregeld kan uitgroeien tot een door intellectuelen verafgode beweging. Hij onderzocht welke rol de nauwelijks geïnformeerde media speelden bij het tot stand komen van deze eigenaardige status. De houdbaarheid van het boek is enorm. Waar artikelen van collegajournalisten uit die tijd vaak een tikje bedaagd van toon zijn, heeft Thompsons stijl niet aan kracht ingeboet.

Ballen van een acteur
Nieuw was het niet, om literaire en journalistiek stijlen door elkaar heen te gebruiken. Naast de experimenten van zijn New Journalism-collega’s begaven schrijvers en journalisten zich al vanaf het einde van de negentiende eeuw in elkaars vaarwater. Alleen: de vorm die Thompson op den duur ontwikkelde, was zo anders dan alle eerdere experimenten dat hij met een nieuwe naam op de proppen moest komen: Gonzo-journalistiek.
Gonzo is gebaseerd op William Faulkner’s overtuiging dat de beste fictie veel dichter in de buurt komt van de waarheid dan welke vorm van journalistiek dan ook. Het is op zijn best te typeren als een kritische vorm van journalistiek waarin de auteur het middelpunt vormt en niet enkel verslag doet van de gebeurtenissen, maar ze zelf (al dan niet opzettelijk) beïnvloedt. Daarbij heeft de schrijver volgens Thompson de ogen van een fotograaf en de ballen van een acteur nodig. ‘De beste analogie van het ideaal zou zijn: een filmregisseur die zijn eigen script schrijft, zijn eigen camerawerk doet en het op de een of andere manier ook nog presteert om zichzelf in beeld te krijgen, als de protagonist, of in ieder geval als een hoofdfiguur.’
Het eerste en meest bekende voorbeeld was zijn verslag van de jaarlijkse paardenraces in Louisville. In ‘The Kentucky Derby is decadent and depraved’, een artikel dat in 1970 gepubliceerd werd in Scanlan’s Monthly, werd de toon gezet voor zijn manische stijl. Alle genre-afspraken gooide hij overboord en gangbare journalistieke principes als bondigheid, objectiviteit en nauwkeurigheid moesten het ontgelden. Zijn vaste illustrator Ralph Steadman en hij werden de hoofdpersonen. Aangezwengeld door de nodige verdovende middelen verbaasde het duo zich over de waanzinnige aanblik die de drank- en sportbeluste menigte bij het evenement bood. Ze kwamen geen moment in de buurt van de race zelf; het ware spektakel speelde zich af op de tribunes, in de bars en op de toiletten. ‘Het is een fantastisch gezicht - duizenden mensen die flauwvallen, huilen, paren, elkaar vertrappen en vechten met whiskyflessen.’

Misantroop wereldbeeld
Hoe terloops en triviaal Thompsons hilarische verhalen ook mogen aandoen, vrijwel altijd is er sprake van een ongekend serieuze grondtoon. Achter het clowneske en kluchtige portretten die hij schreef ging een misantroop wereldbeeld schuil. Het is een van de tegenstellingen die centraal stond in zijn leven en werk.
Hij was een legendarische journalist, maar schreef tegelijkertijd literatuur. Hij hield van Amerika, maar vervloekte bijna al haar presidenten. Hij was rockster, maar ook vader. Zijn werk is doordrongen van de politieke paranoia en maatschappelijke doemscenario’s, maar zijn schrijfstijl getuigt van een enorm optimisme en levenslust. Hij was een enorme wapenfreak, terwijl hij oorlogen van Vietnam tot Irak veroordeelde. Zijn specialisatie was sport, maar zijn beste boeken gaan over de Hells Angels, drugs en verkiezingen. Hij zoop, snoof, slikte en rookte als een maniak, maar stierf door een kogel uit zijn eigen geweer.
Tot zijn dertigste was het vooral spielerei wat hij deed, maar ergens aan het einde van de jaren zestig kwam het omslagpunt. Het was een mooi decennium geweest. Een tijd waarin het optimistische gevoel van een mogelijke overwinning zich als een olievlek over het land verspreid had. Voor Thompson was alles terug te brengen tot de aloude strijd tussen goed en slecht en de bijbehorende vraag welke van de twee sterker zou blijken te zijn. Even hadden ze met zijn allen gedacht dat het goed zou komen, dat de wereld maakbaar was. Toen bleek dat de hippies door hun roze zonnebrillen allemaal naar hetzelfde luchtkasteel hadden zitten kijken, sloeg dat bij hem in als een bom. In Fear and loathing in Las Vegas, geschreven in 1971, sijpelt de kater van de sixties door. Hij schrijft hoe de energie als een krachtige, hoge golf vanuit Californië de States in was gespoeld. ‘And now, less than five years later, you can go up on a steep hill in Las Vegas and look West, and with the right kind of eyes you can almost see the high-water mark - that place were the wave finally broke and rolled back.’

Verdoemenis
De utopische jaren bloedden dood, maar Thompson hield zijn vinger aan de pols. Hij werd vuriger, politieker. ‘When the going gets weird, the weird turn pro’, werd zijn gevleugelde uitspraak. Als symbool voor de degradatie van de Amerikaanse cultuur zag hij de opkomst van Richard Nixon. Alles wat rond 1970 misging of dreigde mis te gaan was in verband te brengen met deze ‘goedkope boef en genadeloze oorlogscrimineel’. In zijn artikelen liet hij er geen twijfel over bestaan: Nixon hielp het land naar de verdoemenis.
Hij zei eens: ‘Sommige mensen zullen zeggen dat woorden als ‘uitschot’ en ‘verderfelijk’ niet thuis horen in de objectieve journalistiek - wat waar is. Maar daarbij vergeten ze iets. Het waren de ingebouwde blinde vlekken van de objectieve regels en dogma’s die toestonden dat Nixon het Witte Huis binnenglipte. Op papier zag hij er zo goed uit dat je bijna ongezien voor hem kon stemmen. Hij leek zo all-American. Pas met subjectieve middelen kon je het hele, heldere plaatje zien. En dan werd pas duidelijk wat voor een enorme schurk het was.’
Hoe opmerkelijk zijn manier van journalistiek bedrijven was, bleek toen hij in 1972 officieel de overstap maakte naar de ‘serieuze’ journalistiek. Voor Rolling Stone ging hij verslag doen van de presidentsverkiezingen. Hij was toen al een beroemdheid, maar omdat niemand uit het politieke kamp de controversiële tijdschriften las waarin hij publiceerde, mocht hij als een gewone journalist mee op de campagnebus.

Ongeleid projectiel
Het leidde tot iets dat ze nooit eerder gezien hadden. De politiek, normaal het speelterrein van serieuze, saaie en pretentieuze journalisten, werd ineens bezien door de ogen van een hallucinerend en ongeleid projectiel. Zijn stukken waren geen saaie samenvattingen van persconferenties, maar deden smeuïg gewag van taferelen die achter de schermen plaatsvonden en gesprekken die zogenaamd off the record waren.
Hoofdrolspelers werden destijds nog niet afgeschermd van de media, dus journalisten en mensen uit het campagneteam zaten ’s avonds gewoon aan dezelfde bar. Dronken gesprekken waren aan de orde van de dag. Maar waar andere journalisten de roes zorgvuldig uit hun verslagen weerden, verweefde hij de drankwalm met stijl in zijn reportages. Drinken kon hij als geen ander - en zonder dat je iets aan hem merkte. ‘Op een avond had ik een eetafspraak met hem’, herinnert George McGovern, de toenmalige presidentskandidaat van de democraten, zich in de documentaire Gonzo: the Life and Word of Hunter S. Thompson (2008). ‘Toen mijn vrouw en ik bij Hunter waren gaan zitten en de serveerster aan tafel kwam, zei hij: “Breng me drie margarita’s en zes bier.’ Het meisje lachte een beetje en zei: “Verwacht u nog andere mensen meneer?” Waarop hij zei: “Nee, zoek uit wat deze mensen willen. Maar breng mij drie margarita’s en zes bier.”’
Het ging hem fantastisch af. Zijn met bespiegelingen, vermoedens en beschuldigingen doorspekte reportages uit die tijd droegen flink bij aan het succes Rolling Stone. Het waren tijden waarin de naargeestige voorspellingen en de fear and loathing (angst en walging) gretig aftrek vonden. Bij het tijdschrift, dat in 1967 door Jann Wenner opgericht was, behandelden ze hem als hun sterspeler. Hij kon alles maken: verschijningsdata werden verschoven, artikelen herschreven. Hij kreeg zelfs een faxmachine - die liefdevol de mojo wire gedoopt werd - mee zodat hij de pagina’s vanuit zijn typemachine direct naar de redactie kon sturen.

Voetsoldaat van de tijdgeest

Waarom is niet precies duidelijk, maar in 1974 verschenen de eerste scheuren in het succes. Hij reisde naar Zaïre om de bokswedstrijd tussen Mohammed Ali en George Forman bij te wonen, maar besloot daar aangekomen dat het gevecht het bijwonen niet waard was. Tijdens ‘the Rumble in the Jungle’ lag Hunter S. Thompson in het zwembad van zijn hotel. Hij mistte de legendarische knokpartij. ‘Dat was het begin van een periode van verslechtering’, zei hoofdredacteur Wenner later.
Lange tijd was hij voetsoldaat geweest van de tijdsgeest, maar in de jaren tachtig en negentig leek hij zijn magische krachten niet langer de baas. Als je zo gek als een deur was, kon je maar beter zorgen dat je ervoor betaald kreeg, vond Thompson, anders liep het slecht met je af. Inderdaad: toen hij niet langer de wereld bestreed met zijn scherpe pen deden zijn rare fratsen belachelijk aan. Hij kwam vaker in de aandacht door anekdotes uit de persoonlijke sfeer dan door professionele prestaties. Hij schreef nog weleens een stuk, verscheen op televisie, maar het werd nooit meer zo goed als in zijn jeugdige topdagen. In publieke optredens hoereerde hij zichzelf schaamteloos als Raoul Duke. ‘Hij werd een gevangene van zijn eigen roem’, aldus Wenner.
Op een februarimiddag in 2005 schoot hij zichzelf door het hoofd. Hij was toen 67, zeventien jaar ouder dan hij had willen worden. Hij had er geen lol meer in, schreef hij. Misschien was het de leeftijd, misschien de tijdsgeest die hem voor de tweede keer bij de strot nam. De verkiezing van Bush jr. had hem depressief gemaakt. Het was Nixon all over. Paranoia. Oorlog. Angst. Walging. Nee dank u, geen tweede keer. ‘The lid is on. Loose Lips Sink Ships. Don’t say anything that might give aid to the enemy.’


Lezen Naast zijn bekendste boek Fear and loathing in Las Vegas (1972), over een zoektocht naar de keerzijde van de American Dream en de kater van de sixties, publiceerde Thompson slechts één roman. The Rum diary gaat over de avonturen van een jonge journalist op San Juan, Puerto Rico. Het is geschreven aan het begin van de jaren zestig, maar pas in 1998 gepubliceerd. Johnny Depp, die eerder betrokken was bij Fear and loathing, is bezig met een verfilming. Zijn beste journalistieke werk is terug te vinden in Hells Angels: a strange and terrible saga (1966), Fear and loathing on the campaign trail ’72 (1972) en de verzameling essays The great shark hunt (1979).

1 comment:

Rutger said...

Ik heb wel erg genoten van Kingdom of Fear. Zijn latere werk was niet altijd slecht, of minder goed.