Thursday, October 1, 2009

Achtergrond: Lowlands versus Woodstock


In 1969 vormde Woodstock een van de hoogtepunten van de tegencultuur van de jaren zestig. Veertig jaar later hebben de idealen van toen een marktwaarde als nooit tevoren. Het beste voorbeeld is Lowlands, waar verzet, individualisme en collectieve emotie consumptiegoederen zijn geworden.

Modder
Ze zijn er wel, mensen die naar een meerdaags festival gaan en in een hotel in de buurt overnachten. Maar echt populair is het niet. Want het hoort er toch bij? De modder, de rijen voor de douches, de harcore van de buren om zeven uur ’s ochtends, het lege luchtbed, het ontbijten met een plakkerig croissantje, tevergeefs wachten op de koffiewekker, halve liters warm bier drinken in de voortent. De viezigheid.
We tellen 150 euro neer voor een weekend en vervolgens kicken we op zomin mogelijk luxe. We klagen over de file op de heenweg, maar eigenlijk vinden we het wel wat hebben, zo sjokkend naast de auto op de dijk. Over je nek gaan om drie uur ’s middags? Nee, dat is echt niks…maar stiekem? En wakker worden in een vreemde tent, met een onderbroek over je hoofd getrokken en een colafles wodka-jus in je hand: ondanks alles toch een mooi verhaal.
Net als vroeger. Of zoiets.
Dit jaar is het vier decennia geleden dat Woodstock plaatsvond, vaak de moeder aller festivals genoemd. Nooit eerder kwamen op zo’n grote schaal populaire bands bij elkaar voor zo’n groot publiek. Een klein boerendorpje in de staat New York had ineens een half miljoen hippies op bezoek, uitgenodigd door vier onervaren twintigers die met moeite alle organisatorische hindernissen genomen hadden. Op het festival traden onder andere Jefferson Airplane, Joe Cocker, Jimi Hendrix, Creedence Clearwater Revival en Santana op. Er waren enorme plensbuien, driehonderdduizend bezoekers meer dan verwacht (en nog eens een miljoen tevergeefs onderweg) en er werden twee kinderen geboren. Volgens de overlevering stierven er ook twee. Een aan een overdosis heroïne, een ander werd al slapend overreden door een tractor.
Tot zover de nostalgie.

Vijftigduizend kaarten
Voor Lowlands worden jaarlijks ruim vijftigduizend kaarten verkocht, vooral aan studenten en succesvolle jongvolwassenen. Opbouwen van het festival duurt twee weken, afbreken gaat iets sneller. Het hele terrein is op de centimeter nauwkeurig ingedeeld. In het festivalweekend zelf loopt er naast de betalende bezoekers en de gasten nog eens bijna vijfduizend man personeel rond. Het is een kleine stad, met pinautomaten, een supermarkt, massagesalon, sauna, een klein ziekenhuis en beveiliging, heel veel beveiliging.
De Groningse filosoof Martin van Hees stelde een paar jaar geleden dat vrijheid een karikatuur geworden is. We willen vrij zijn, onafhankelijk. En het kan. No strings attached. Als we het festivalterrein opstappen valt er een last van ons af. Weg werk, weg studie, weg stress, weg met het saaie leven van de alledag. Raar natuurlijk, want we weten precies wat we gaan doen en de meeste mensen weten precies wat ze kunnen verwachten. Binnen zet de burgerlijkheid zich voort.
Woodstock was een dikke vinger naar de gevestigde orde, een bewijs van het geloof in een andere, betere wereld. Lowlands is, sinds de punkers eind jaren negentig met de security op de vuist gingen, al lang geen plaats meer waar het verzet zich manifesteert. Veel meer staat het festival in het teken van overgave. Overgave aan je eigen lusten, overgave aan anderen, maar ook de overgave aan de consumptie. Op zijn best gezegd is het een plek waar je alle behoeften op elk moment van de dag kunt bevredigen. Op zijn slechtst wordt je er als kapitaalkrachtige en gewillige bezoeker volgens de meest efficiënte methoden uitgekleed.

Grote boze kapitaal

De Duitse sociologen Theodor Adorno en Max Horkheimer zouden zeggen dat we hier voor het lapje gehouden worden. Simpel gesteld: het festival is een instrument van het grote boze kapitaal om ons tot makke lammetjes te maken. Ons verzet wordt gekanaliseerd en geïnstitutionaliseerd door commerciële partijen. Wat gepresenteerd wordt als alternatieve cultuur en muziek, is in feite niets anders dan een specifieke smaak uit het schap van de lachende heerser. En de avant-garde is neergeknuppeld.
Radicale, marxistische ophitserij waar we niets mee kunnen natuurlijk. Een festival als Lowlands loopt vol met politiek betrokken individuen en lang niet alles wat er gebeurt is voorzien, gepland door de organisatie. Er zijn onverwachte ontmoetingen om half vier ’s nachts, er zijn food fights bij de pannenkoekentent, er is een jongen in een kippenpak die tegen alle verboden in toch gaat crowdsurfen. Tot november genieten we na en vanaf dan beginnen we eigenlijk alweer aan volgend jaar te denken.
Tja, vrije wil.

Zelf kiezen
We kiezen helemaal zelf naar welke bands we gaan. We kiezen zelf voor een Ray Ban. We kiezen zelf voor Prosecco. We kiezen helemaal zelf voor zo’n leuk rieten hoedje. Voor een bakje met mie en gamba’s, voor zo’n tent die je in twee seconden opzet, voor Grolsch, voor een partytent, voor een biertje in de 24uurs-bar, voor nog een keer pinnen, voor camping twee, voor die ene broek, voor toch een joint. We kiezen zelf voor die laarzen.
Zelf. Kiezen.
We geloven in het individu, maar juist op een festival als Lowlands leidt dat tot een paradoxale situatie. Met z’n allen bij elkaar valt het op hoeveel we op elkaar lijken. Iedereen doet zijn stinkende best om uniek te zijn. Zo hard, dat we er geen van allen in lijken te slagen. Het is niet nieuw meer, zoals in 1969. We worden gedreven door andere krachten. We horen hetzelfde liedje nog een keer, we proberen het festivalgevoel te beleven zoals we denken dat een festivalgevoel beleeft hoort te worden, we roepen iets onderscheidends, over Wilders, over Marokkanen, over de president van Amerika. Of we trekken een shirt aan met een boodschap erop.
Alles is te koop.

No comments: