Met de borstel draai ik rondjes in het sop. Het is troebel en er drijven wat rijstkorrels in. Het water heeft een week vuile vaat schoongespoeld. Boven klinkt wat gestommel. Het moet een uur of twee in de middag zijn. Ik hoor dat Rob de wc doortrekt en kort daarna de douche opendraait. De piepende knoppen van de kraan klinken door in alle leidingen van het huis. Ik pak het lege doosje van de tafel. Moet ik het hem vertellen? En hoe? De mevrouw van de drogisterij keek me verwijtend aan toen ik vanochtend afrekende. Ik laat de afwas uitdruipen in de hoop dat Rob die later op de dag opruimt. Het is het proberen waard.
Ik trek een schuifdeur naar de tuin open en klap de stretcher uit. Het is broeierig, de zomer hangt als een klamme deken over de stad. Ik lig nog geen tien minuten of ik hoor dat hij de woonkamer binnenloopt. Laat het alsjeblieft nog even rustig blijven. Vlak daarna vult de tuin zich met muziek.
‘Because the music that they constantly play
It says nothing to me about my life
Hang the blessed dj’
‘Zachter!’, gil ik.
‘Jij ook goedemorgen.’
Hij duwt de andere schuifdeur ook open. Hij sleept de door zon en regen aangetaste chesterfieldbank in de schaduw en gaat erop liggen. Door de warmte lopen zijn aderen gezwollen over zijn onderarmen. Ik wil naar hem toe lopen, bij hem gaan liggen, met hem vrijen. Ik weet het verlangen te onderdrukken.
‘Ik ben al de hele dag in de weer terwijl jij in je nest ligt, mag ik dan ook even rust? In plaats van gelijk die herrie aan te moeten horen.’
Er klinkt een knetterende scheet.
‘Gadverdamme. Varken.’
Hij steekt een sigaret op.
‘Mens zeik niet zo. Ik heb de hele nacht gespeeld en ik heb een gigantische kater in m’n tik hangen.’
‘Dus help je mijn dag ook maar naar de knoppen?.’
‘Het is mijn huis toch?’
Andere mensen kunnen hem niets schelen. En dat moet vader worden. Als er een god was, waarom zorgde die dan niet dat alleen de mensen die er goed voor konden zorgen kinderen kregen.
‘Ja en ik woon er ook.’
‘Jij wilde zo nodig bij me intrekken, ik heb er niet om gevraagd hoor.’
Klootzak. Soms heb ik het idee dat ik niet meer dan een voetnoot in zijn leven ben. Niet eens een muze. Een luis in de pels, die elk moment kan worden losgeschud.
‘In my life
Why do I give valuable time
To people who don’t care if I live or die.’
Ik loop mezelf altijd weer klem. Het lijkt of ik niet anders kan. Even denk ik aan mijn moeder. Misschien ben ik erfelijk belast. Zij heeft al die jaren geen goede man gekend. Mijn vader was een dronkelap die zijn handen niet thuis kon houden. Op alle mogelijke manieren. Voor haar is het goed dat ze dood is.
‘Vertel me alsjeblieft niet wat ik moet doen en hoe ik het moet doen. Zorg eerst dat je je eigen leven een beetje op orde hebt. We weten allebei dat daar ook nog het nodige over te zeggen valt’, zegt hij.
Misschien zou ik dood ook beter af zijn. Het liefste zou ik nu in tranen uitbarsten en hem in de armen vallen. Maar dat kan niet, ik moet sterk zijn. Als je je zwakten laat zien en je emoties de vrije loop laat ben je kwetsbaar. En als je kwetsbaar bent, ben je verloren. Als een egel, die op zijn rug terecht is gekomen. Ik moet mijn stekels zover uitsteken als ik kan.
‘Zoek het maar uit, ik ben weg.’
Hij draait zich om en loopt het huis weer in.
‘Zeker naar die zangeres van jullie, die rooie slet.’
Hij galmt een opmerking door het huis, maar ik versta er niets van.
‘Wat!?’, gil ik terwijl ik hem achterna loop naar de voordeur.
‘Volgens mij is zeiken het enige waar je goed in bent. Voor mijn part donder je gewoon op.’
Ineens schiet ik vol. Mijn benen verslappen en ik zak langs de muur van de gang op de harde houten vloer neer. Ik huil met lange halen.
Rob staat in de deuropening en kijkt me smalend aan. Alsof het hem helemaal niets doet. Misschien is dat ook wel zo. Ik wil hem van zijn stuk brengen, hem toeschreeuwen dat ik in verwachting ben van zijn kind. Hij is me voor.
‘Ga lekker bij je mamma uithuilen’, zegt hij, waarna hij de voordeur met een klap achter zich dicht trekt.
Het is de genadeslag. Ik voel me beurs. Alsof ik letterlijk in elkaar getrapt ben en nu lig uit te bloeden in een hoekje. De muziek speelt nog.
‘some girls are bigger than others
some girls are bigger than others
some girls mothers are bigger than
other girls mothers’
Ik krijg een gevoel dat ik niet kan plaatsen. Het lijkt spijt vermengd met schuld. En woede, veel woede. Ik draag de vrucht van de vijand. Ik moet hem kapot maken zoals hij mij kapot maakt. Ik trek mijn shirt op en kijk naar mijn witte buik. De blonde haartjes rond mijn navel staan recht overeind Onder deze deken van wit satijn slaapt een monster, dat vernietigd moet worden nu het nog kan. Een rotte appel, die moet verdwijnen voor hij de boom besmet. Ik breng mijn duimen bij elkaar, schuif mijn grijze joggingbroek iets naar beneden en boor ze met kracht in het zachte vlees. Even kan ik geen adem meer halen. De tweede keer druk ik harder. Zou dit genoeg zijn? Ik wordt misselijk van mezelf. Nog één keer. Ik klem mijn kiezen stevig op elkaar.
Ik moet hem raken waar ik kan.
No comments:
Post a Comment