Sunday, February 18, 2007

Verhaal: Typisch Duits

‘Toch best leuk zo?’, vraag ik. Het pad leidt ons Oberstdorf uit en het bos in. Joris haalt zijn schouders op. We steken een brede, drooggevallen bergbeek over.

‘Je moeder vind het ook leuk dat je een keer mee bent.’ Bij de bakker stelde Ellen vanochtend voor om onze jongste zoon mee te nemen. Voor een goed gesprek, het aantrekken van de gezinsband. Tenminste, dat dacht ik. Ze negeert ons volkomen en loopt een paar honderd meter voor ons aandachtig in een vogelgids te speuren. Af en toe stopt ze en gebaart ons dat we stil moeten zijn. Daar hebben we weinig moeite mee. Soms probeer ik het zwijgen te doorbreken met een lollige opmerking.

‘Nou je moeder heeft er weer een gevonden hoor.’ Ze staat veelbetekenend met haar boekje te zwaaien. ‘Je schudt de plaatjes er nog uit, El’, roep ik, met een half oog op Joris. Die kijkt naar zijn voeten op het platgetreden bospad. Waarschijnlijk zit hij liever met zijn leeftijdsgenoten aan het zwembad, maar Ellen vond dat hij ook wat van de omgeving moest zien.

‘Je merkt bijna niet dat het zo warm is hè?’, zeg ik. Het dichte bladerdek zeeft het zonlicht over ons uit. Een zweetdruppel hangt twijfelend aan mijn neus. Als ik mijn hand naar mijn hoofd breng om hem weg te vegen valt hij.

‘Het is hartstikke heet pa, welke idioot gaat er nou op zo’n dag wandelen.’ Het dorp ligt in een dal, we beginnen nu langzaam te klimmen. Dat zal wel iets met zijn houding te maken hebben.

‘Waarom willen jullie persé dat ik dingen met jullie doe?’

‘Nou ja, Joris, het is toch gewoon gezellig om als gezin wat te ondernemen.’

‘Ik vind er weinig gezelligs aan’, bromt hij.

‘En net dan, dat was toch leuk in die konditorei?’, probeer ik nog.

‘Ma zat alleen maar over die bloemetjes op het terras te beppen en maar zeuren dat alles zo leuk typisch Duits was. Typisch Duits of niet, die koffie was niet te zuipen.’

‘Nou, nou’, zeg ik. Al heeft hij wel gelijk. We kregen drie enorme kommen slappe koffie voorgeschoteld. Met de klodder room erin was het net warme melk.

‘Slootwater. Het lijkt wel of ze helemaal niets lekker klaar kunnen maken in dit land.’

‘Dat jij je eten niet zo lekker vond gisteravond, wil nog niet zeggen dat Duitsers helemaal niet kunnen koken. Ze gebruiken gewoon iets meer vet dan wij gewend zijn.’

‘Mijn aardappeltjes dreven erin. En het ik vond het niet gewoon vies, ik heb er twee keer van moeten overgeven. Ik snap niet dat we hier nog elk jaar naartoe gaan.’

‘Je weet dat je moeder het hier fijn vindt en Jos en Helen komen hier ook elk jaar’, zeg ik verdedigend.

‘Zodat ik een week lang met Bas zit opgescheept. Dikke Bas. Vet, net als het vreten hier.’

‘Eten’, zeg ik streng. Ik heb geprobeerd Ellen dit jaar mee te krijgen naar Italië, maar ze snapte niet waarom. Het was toch gezellig hier, we kwamen er toch elk jaar. Ik zou ook liever van het Duitse vreten spreken dan van het Duitse eten. Maar dat kan niet. Het is altijd beter te liegen, dan je vrouw af te vallen.

‘Noem mij dan één lekker ding uit Duitsland’, daagt Joris me uit.

‘Hoe heet ze, dat fotomodel, Heidi… Heidi nogwat.’

‘Wat ben je toch grappig. Heidi Klum heet ze. Ik bedoel gewoon eten en drinken.’

Bratwurst, nee dat is met geen mogelijkheid lekker te vinden. Apfelstrüdel zal van oorsprong wel niet uit Duitsland komen. Ah, ik heb er een.

‘Schnitzel’, zeg ik iets te triomfantelijk. Daar is hij gek op, hier heeft hij niet van terug.

‘Bedoel je de wienerschnitzel, pa?’

‘Ja, inderdaad.’

‘De wienerschnitzel uit Wenen?’

Verdorie.

Het pad wordt nog steeds steiler en wordt in de verte zelfs een beetje rotsig. Joris ziet het ook en blijft stilstaan.

‘Ja, dit ga ik dus echt niet doen hè.’

‘Kom op, loop gewoon gezellig mee.’

‘Nee bekijk het maar.’

‘Joris, lekker even klauteren. Als mamma het kan, lukt het jou ook wel.’

‘Ik heb er gewoon geen zin in, maar ik ga mee als jij mij iets lekkers uit Duitsland kunt noemen.’ Hij kijkt me vragend aan.

‘Zie je, dat dacht ik wel.’ Hij draait zich om en begint het pad af te dalen.

‘Mamma vindt dit niet leuk hoor’, roep ik hem na.

‘Maakt mij het uit.’

Geluksvogel. Hij kan gewoon lekker doen waar hij zelf zin in heeft. Het afdalen gaat hem stukken sneller af dan het stijgen. Hij verdwijnt bijna uit het zicht. Ineens schiet het me te binnen. ‘Bier!’, gil ik, ‘Duits gistbier!’

Hij hoort het niet meer. Zijn hoofd ligt vast al aan het water.

‘Sshht!’, hoor ik van boven. Ellen wijst naar een vogel die klappend wegvliegt. Ze heft haar handen verwijtend op. Ze moet haar vogelgids in de rugzak gedaan hebben. Op handen en voeten begint ze het rotsige stuk te beklimmen. Ik zal er toch achteraan moeten.

Ik zucht diep. Een lichte windvlaag strijkt langs mijn bezwete lichaam. Het veroorzaakt een kleine rilling. Even waan ik me op een plein in Rome, in de schaduw van een grote kathedraal. Op het tafeltje voor me staan een espresso en een grote coupe met Italiaans ijs.

Volgend jaar.

Misschien.

No comments: