Ik diep een munt van vijftig cent uit mijn zak op, rammel een winkelwagentje uit de rij los en stuur hem door de poortjes naar binnen. Voor me loopt een man in een lange beige regenjas, haastig, zijn jaspanden houden hem nauwelijks bij. In zijn ene hand een mandje en in de andere een leren aktetas. Hij slaat af richting kant-en-klaarmaaltijden. Werkend Nederland doet zijn boodschappen. De massa, de grijze massa. Ik hoor er niet bij. Ik ben speciaal. Ach, dat zullen die anderen ook wel vinden, denkt niet iedereen bij zichzelf: Ik ben anders, zagen anderen maar eens hoe speciaal ik was.
Ik schuif een halfje Twents volkoren en een pak afbakcroissants in mijn kar. Leunend op mijn wagentje glijdt ik het pad van de koffie in. Achter me hoor ik een kind om snoep zeuren. Ik vind het verschrikkelijk om boodschappen te doen. Alleen.
Er zijn drie jaren voorbij gegaan sinds Saskia me verliet. Een paar keer heb ik het sindsdien met iemand geprobeerd. Deze pogingen hadden vaak weinig, soms een beetje, maar nooit blijvend succes. Saskia verliet me omdat ze me niet macho genoeg vond. Besluiteloos, te gevoelig. ‘Soms ben je net een wijf’, zei ze dan, ‘met dat gewauwel van je.’
Ik stop voor het schap met de wijnen en vis een rode Bordeaux uit 1998 van de plank. Quasi-deskundig bestudeer ik de fles, een schitterend landhuis in de heuvels siert het etiket. Het moet mooi wonen zijn op Chateau Moulin-Terrefort. Net als ik dreig weg te dromen naar de zuidelijke warmte, de wijnranken in de avondzon, de geur van droge grond en overrijpe druiven met in de verte een blaffende hond, hoor ik haar naast me: ‘Die moet je nemen, die is hartstikke lekker.’
Ik draai mijn hoofd en kijk in een vrolijk besproet gezicht.
‘Wel een beetje stevig, maar dat krijg je bij zo’n oude.’
Ik wend mijn blik naar de fles en weer terug naar haar. Ze is mooi, met grof krullend rood haar en grote lichtblauwe ogen die haar een onschuldige, bijna naïeve uitstraling geven.
‘Het hangt er ook wel vanaf wat je er bij eet natuurlijk, ik had lamsbout gemaakt, heerlijk.’ ‘Met kerst’, voegt ze eraan toe, alsof ze me een verklaring schuldig is voor zoveel luxe. ‘Ik sta weer veel te veel te kletsen hè? Dat doe ik nou altijd, sorry. Jij staat lekker in je eentje wijn uit te zoeken en ik moet me er weer mee bemoeien. Paulien.’ Ze steekt haar hand naar me uit.
Het duurt even voor ik me hersteld heb van deze overval. Dan pak ik met mijn linkerhand de fles over die ik al die tijd nog met rechts vastgehouden heb en beantwoord ik haar uitgestoken hand: ‘Tover’.
‘Tover?’, ze kijkt me vragend aan. Alsof ze me niet goed gehoord heeft.
‘Ja’, zeg ik iets te vermoeid. Ik heb er gelijk spijt van.
‘Okay, nou volgens mij moet ik je niet langer lastig vallen’
‘Maakt niet uit.’
‘Dag Tover.’
‘Dag.’
Shit! Waarom moet ik nou weer zo horkerig doen? Terwijl zíj mij aanspreekt nota bene. Hier komt het door, zeg ik tegen mezelf, dit is nou de reden van je zielige leventje. Bijna altijd alleen eten, elke avond alleen in slaap vallen, ik roep het zelf over me af. Ik zou blij moeten zijn dat zo iemand tegen een chagrijn als ik ook maar één woord zegt, maar wat doe ik, ik mompel drie woorden. Alsof ik haar liever kwijt dan rijk ben. En nu is ze weg, in de richting van het groente en fruit. Tover, je bent een eikel. Een domme eikel. Zonder dat ik weet waar het vandaan komt, draai ik mijn karretje en glijd ik linksaf het middenpad in. Ongeduldig laat ik een oude vrouw met een looprek voor gaan. Dan zet ik, leunend op mijn karretje, af zodat met vaart langs de paden met levensmiddelen zoef. Ik passeer de chips, schoonmaak, maïs in blik, rijd voorbij aan de shampoo, borden met 'tweede halve prijs', koffiepads en dan zie ik haar. Bij de kaas. Mijn maag draait, ik voel me weer een kind van zes. Het moet gebeuren. Maar wat als.., denk ik. Geen wat als. Doe het. Voor één keer. Laat zien dat je een man bent. Geen maar. Geen misschien. Ik ben naast haar, ze heeft me nog niet gezien. Ze staat met een pakje mozzarella in haar handen. Nu!
'Moet je nemen, hartstikke lekker.' Ik probeer er een glimlach uit te persen.
Ze kijkt verrast op, glimlacht dan.
Ik voel me groeien, heb mezelf verbaasd. Mijn zenuwen verdwijnen. 'Alleen een beetje stevig', grinnik ik.
No comments:
Post a Comment